Voordat je naar de schilderijen van Hugo Landheer gaat kijken, is het misschien wel leuk en nuttig om eerst even met hem kennis te maken.
Weinig mensen in ons land hebben namelijk van kunstschilder Hugo Landheer gehoord. Toch wel jammer, want hij was als mens en als kunstenaar een bijzondere figuur.
Als Schiedammer van geboorte hield hij van zijn stad, als kind en als jongvolwassene. Hij schreef zijn memoires op, die door velen, ook door niet-Schiedammers, met een glimlach gelezen worden. De toestanden waarvan hij gewag maakte zijn namelijk ook bijna onherkenbaar: in meer dan een eeuw is er nog weinig dat onze en volgende generaties als bekend in de oren klinkt. Wat hij beschrijft over Schiedam is overigens vaak terug te zien in zijn werk.
Om de authenticiteit van zijn aantekeningen niet verloren te laten gaan, volgt hieronder zijn verhaal in de door Hugo Landheer geschreven oude spelling van vóór 1934.
Ja, Schiedam zooals het vroeger was. Zooals ik het gekend heb, 70 jaar geleden!
Zwart Schiedam met zijn oude straten en steegjes, zijn havens, slopjes, zijn branderijen en molens.
Kort voor ik in deze wereld kwam, was er nog een oude man die ik gekend heb, Baanvinger geheeten, die elke avond om 10 uur de toren beklom van de Groote Kerk om er van de vier hoeken taptoe te blazen: slapen gaan!
Ik ben geboren in het centrum van de stad in een huis met vier trappen, drie bedsteden. Vlakbij was er nog een touwbaan, waar touw werd gemaakt, die was de kortste weg naar mijn school, een oud gebouw omgeven door een hooge muur, in een achteraf buurtje. Matglas in de ramen, geen enkele bloempot met geraniums; aan de muren angstaanjagende platen voorstellende menschen die werden onthoofd of gevierendeeld. Spookverhalen deden de ronde in Schiedam, nachtelijke branden woedden. In doodsangst elke nacht opnieuw om vier uur werd ik gewekt door een z.g. porder, die op de deur van een niet verafgelegen luguber kroegje sloeg, totdat de slapers gewekt waren.
Ik herinner me nog goed hoe ik den ouden lantaarnopsteker bewonderde. Die man had een fiets en met een stok met haak stak hij al rijdende één voor één de gaslantaarns aan.
Vreemdelingen waren altijd verbaasd de sjouwers te zien die met een witte zak over het hoofd in roode en blauwe baaien onderbroeken het graan van de schepen in de havens naar de zolders van de branderijen torsten. En dan waren er mannen gewapend met een hoepeltje die men groote jenevervaten over de keien hoorde rollen. Die vaten waren dikwijls gemerkt met B. en W. Dit beteekende niet dat de inhoud bestemd zou zijn voor Burgemeester en Wethouders. B. en W. was de afkorting van Beukers en Wouterlood.
Ik herinner me gezien te hebben in het St.Liduïnagesticht een oude houten beeld voorstellende de Heilige Liduïna en dat mijn leermeester me vertelde, dat er een oorkonde ligt in het fundament van de fontein in de Plantage.
Als kinderen waren we gewend tal van dronken menschen te zien rondlopen en straattypen als Goris Knipschaar en anderen. Er werd beweerd dat mannen ’s morgens vroeg in de branderijen kwamen spoeling pompen en daarvoor niet werden betaald, maar mochten drinken zooveel ze wilden. Die mannen waren altijd erg dorstig “oude tijers” werden ze genoemd. We waren ook gewend aan tal van gekken op straat; er waren gekke Leen en gekke Sien, gekke Jaan en gekke Kees. Er waren ook nog twee broers, waarvan er één voor iedereen de hoed afnam.
’s Zaterdagsmiddags was er op de Koemarkt een Joodsche brillenkoopman. Eens stal hij mijn hart als kind, toen ik hem tegen een erg actief maar niet erg beminde veldwachter hoorde zeggen: “Nee man, voor jou heb ik geen bril, jij moet eerst door de vingers leren zien.”
Op dezelfde Koemarkt, vanwaar het stoomtrammetje afreed naar R’dam, waren we eens getuigen van een ruzie tusschen twee brugwachters, een jongeman en een ouden man met baard. De brug was open en geen van beiden wilde den ander helpen de brug dicht te draaien. Dat heeft zoo een lange tijd geduurd. Erg was dat niet. Verkeer was er niet in Schiedam in die tijd.
De orde in Schiedam werd gewaarborgd door 10-12 politieagenten, meest oudere mannen met baarden, sabels en ijzeren helmen. Ik kende ze alle bij naam.
Ik zwierf al heel vroeg door de straten en steegjes, langs de havens gewapend met potlood en schetsboek. Ik heb met een vriendje het uitzicht op Schiedam bewonderd vanaf de toren van de Groote Kerk. Ik klom op de balies van de molens en eens mocht ik het Zakkendragershuisje bestijgen, waar ik vanuit de top een teekening maakte van het mij omringende.
Mooi waren de omstreken van Schiedam. De z.g. Diefhoek, de Spieringerhoek waar vroeger een kasteel moet hebben gestaan, de Vlaardingsche dijk, langs het katholieke kerkhof, met zijn ruime uitzicht over de polders. De dijk naar Rotterdam met aan weerskanten boomen. De mooie wilgenlaantjes tusschen Schiedam en Delftshaven. De weg naar Kethel, de poldervaart aldaar met zijn bruggetjes. De weg naar Overschie langs de Schie. Ik had nooit iets anders gezien en vond het allemaal inspirerend. Overal in de omtrek zag men de toren van Schiedam en zijn 30 m hooge korenmolens. Er was in dien tijd nog een paardentram waar nooit iemand in zat en een stoomtrammetje naar R’dam. Eens per week op Maandag kwamen Duitsche muzikanten in uniform Schiedam een beetje opvrolijken. Niet ver van mijn ouderlijk huis woonde een oude apotheker, die gaf ze soms een gulden en dan speelden ze ’t Wilhelmus of een ander verheffend stuk muziek. Eens per week kwam ook gekke Leen met zijn straatorgel en dan was er de schutterij die soms met trommels en muziek door de straten trok. Prachtig de ouderwetsche kermis op de Broersvest, luidruchtig en een beetje angstwekkend.
Het mooiste in mijn oogen was misschien wel het Sinterklaasfeest zooals dat op de straat werd gevierd door groote aantallen opgeschoten jongens en kinderen, verkleed als Sinterklaas en Zwarte Piet, dansend en springend en een oorverdoovend spektakel makend met deksels e.d.
Begrijpt U hoe inspirerend Schiedam op mij gewerkt heeft? In mijn droomen beleef ik Schiedam als de mooiste stad van de wereld. Ik zie er de oude gebouwen en poorten, ruïnes en de prachtigste kerken, die er in werkelijkheid nooit geweest zijn. Nee, ik heb geen spijt in Schiedam geboren te zijn. Ik had in geen andere stad geboren kunnen zijn!
Weinig mensen in ons land hebben namelijk van kunstschilder Hugo Landheer gehoord. Toch wel jammer, want hij was als mens en als kunstenaar een bijzondere figuur.
Als Schiedammer van geboorte hield hij van zijn stad, als kind en als jongvolwassene. Hij schreef zijn memoires op, die door velen, ook door niet-Schiedammers, met een glimlach gelezen worden. De toestanden waarvan hij gewag maakte zijn namelijk ook bijna onherkenbaar: in meer dan een eeuw is er nog weinig dat onze en volgende generaties als bekend in de oren klinkt. Wat hij beschrijft over Schiedam is overigens vaak terug te zien in zijn werk.
Om de authenticiteit van zijn aantekeningen niet verloren te laten gaan, volgt hieronder zijn verhaal in de door Hugo Landheer geschreven oude spelling van vóór 1934.
Ja, Schiedam zooals het vroeger was. Zooals ik het gekend heb, 70 jaar geleden!
Zwart Schiedam met zijn oude straten en steegjes, zijn havens, slopjes, zijn branderijen en molens.
Kort voor ik in deze wereld kwam, was er nog een oude man die ik gekend heb, Baanvinger geheeten, die elke avond om 10 uur de toren beklom van de Groote Kerk om er van de vier hoeken taptoe te blazen: slapen gaan!
Ik ben geboren in het centrum van de stad in een huis met vier trappen, drie bedsteden. Vlakbij was er nog een touwbaan, waar touw werd gemaakt, die was de kortste weg naar mijn school, een oud gebouw omgeven door een hooge muur, in een achteraf buurtje. Matglas in de ramen, geen enkele bloempot met geraniums; aan de muren angstaanjagende platen voorstellende menschen die werden onthoofd of gevierendeeld. Spookverhalen deden de ronde in Schiedam, nachtelijke branden woedden. In doodsangst elke nacht opnieuw om vier uur werd ik gewekt door een z.g. porder, die op de deur van een niet verafgelegen luguber kroegje sloeg, totdat de slapers gewekt waren.
Ik herinner me nog goed hoe ik den ouden lantaarnopsteker bewonderde. Die man had een fiets en met een stok met haak stak hij al rijdende één voor één de gaslantaarns aan.
Vreemdelingen waren altijd verbaasd de sjouwers te zien die met een witte zak over het hoofd in roode en blauwe baaien onderbroeken het graan van de schepen in de havens naar de zolders van de branderijen torsten. En dan waren er mannen gewapend met een hoepeltje die men groote jenevervaten over de keien hoorde rollen. Die vaten waren dikwijls gemerkt met B. en W. Dit beteekende niet dat de inhoud bestemd zou zijn voor Burgemeester en Wethouders. B. en W. was de afkorting van Beukers en Wouterlood.
Ik herinner me gezien te hebben in het St.Liduïnagesticht een oude houten beeld voorstellende de Heilige Liduïna en dat mijn leermeester me vertelde, dat er een oorkonde ligt in het fundament van de fontein in de Plantage.
Als kinderen waren we gewend tal van dronken menschen te zien rondlopen en straattypen als Goris Knipschaar en anderen. Er werd beweerd dat mannen ’s morgens vroeg in de branderijen kwamen spoeling pompen en daarvoor niet werden betaald, maar mochten drinken zooveel ze wilden. Die mannen waren altijd erg dorstig “oude tijers” werden ze genoemd. We waren ook gewend aan tal van gekken op straat; er waren gekke Leen en gekke Sien, gekke Jaan en gekke Kees. Er waren ook nog twee broers, waarvan er één voor iedereen de hoed afnam.
’s Zaterdagsmiddags was er op de Koemarkt een Joodsche brillenkoopman. Eens stal hij mijn hart als kind, toen ik hem tegen een erg actief maar niet erg beminde veldwachter hoorde zeggen: “Nee man, voor jou heb ik geen bril, jij moet eerst door de vingers leren zien.”
Op dezelfde Koemarkt, vanwaar het stoomtrammetje afreed naar R’dam, waren we eens getuigen van een ruzie tusschen twee brugwachters, een jongeman en een ouden man met baard. De brug was open en geen van beiden wilde den ander helpen de brug dicht te draaien. Dat heeft zoo een lange tijd geduurd. Erg was dat niet. Verkeer was er niet in Schiedam in die tijd.
De orde in Schiedam werd gewaarborgd door 10-12 politieagenten, meest oudere mannen met baarden, sabels en ijzeren helmen. Ik kende ze alle bij naam.
Ik zwierf al heel vroeg door de straten en steegjes, langs de havens gewapend met potlood en schetsboek. Ik heb met een vriendje het uitzicht op Schiedam bewonderd vanaf de toren van de Groote Kerk. Ik klom op de balies van de molens en eens mocht ik het Zakkendragershuisje bestijgen, waar ik vanuit de top een teekening maakte van het mij omringende.
Mooi waren de omstreken van Schiedam. De z.g. Diefhoek, de Spieringerhoek waar vroeger een kasteel moet hebben gestaan, de Vlaardingsche dijk, langs het katholieke kerkhof, met zijn ruime uitzicht over de polders. De dijk naar Rotterdam met aan weerskanten boomen. De mooie wilgenlaantjes tusschen Schiedam en Delftshaven. De weg naar Kethel, de poldervaart aldaar met zijn bruggetjes. De weg naar Overschie langs de Schie. Ik had nooit iets anders gezien en vond het allemaal inspirerend. Overal in de omtrek zag men de toren van Schiedam en zijn 30 m hooge korenmolens. Er was in dien tijd nog een paardentram waar nooit iemand in zat en een stoomtrammetje naar R’dam. Eens per week op Maandag kwamen Duitsche muzikanten in uniform Schiedam een beetje opvrolijken. Niet ver van mijn ouderlijk huis woonde een oude apotheker, die gaf ze soms een gulden en dan speelden ze ’t Wilhelmus of een ander verheffend stuk muziek. Eens per week kwam ook gekke Leen met zijn straatorgel en dan was er de schutterij die soms met trommels en muziek door de straten trok. Prachtig de ouderwetsche kermis op de Broersvest, luidruchtig en een beetje angstwekkend.
Het mooiste in mijn oogen was misschien wel het Sinterklaasfeest zooals dat op de straat werd gevierd door groote aantallen opgeschoten jongens en kinderen, verkleed als Sinterklaas en Zwarte Piet, dansend en springend en een oorverdoovend spektakel makend met deksels e.d.
Begrijpt U hoe inspirerend Schiedam op mij gewerkt heeft? In mijn droomen beleef ik Schiedam als de mooiste stad van de wereld. Ik zie er de oude gebouwen en poorten, ruïnes en de prachtigste kerken, die er in werkelijkheid nooit geweest zijn. Nee, ik heb geen spijt in Schiedam geboren te zijn. Ik had in geen andere stad geboren kunnen zijn!